Deze keer een artikel van eigen bodem, waarin Marjolein Luman, neuropsychologe aan de VU, een samenvatting biedt van recent onderzoek op het gebied van de neuropsychologie en neurobiologie van ADHD, gelardeerd met voorbeelden uit haar eigen onderzoek. En hoewel het meeste onderzoek hier vermeld vooral over kinderen gaat, is de thematiek voor volwassenen erg herkenbaar.
Al langer is bekend dat het meest gangbare neuropsychologische model voor ADHD, dat uitgaat van een verstoring van de executieve functies, niet in staat is alle cognitieve disfuncties bij ADHD (zoals problemen in de informatieverwerking en de moeite met het oplossen van complexe taken) te verklaren. De laatste jaren is veel onderzoek gedaan naar motivatieproblemen en afwijkende gevoeligheid voor beloning. Hieruit is naar voren gekomen dat kinderen met ADHD het moeilijk vinden zich intrinsiek (vanuit zichzelf) te motiveren.
Bovendien laten kinderen met ADHD een relatief sterke voorkeur zien voor een onmiddellijke beloning boven een uitgestelde beloning. Beloningen die meer in de toekomst liggen blijken een minder sterke motiverende prikkel. Het onvermogen om te kunnen anticiperen op beloningen die verder in de tijd liggen, wordt in recente neurobiologische modellen, de dopamine transfer deficit (Tripp & Wickens, 2007) en de dynamic developmental theory (Sagvolden et. al, 2005), in verband gebracht met een disfunctie in het dopaminesysteem die al langer bekend is bij ADHD (en waarop de werkzaamheid van stimulantia wordt gebaseerd). De ‘transfer’ van de reactie op de beloning naar de voorspelling van beloning is een leerproces wat verstoord is bij patiënten met ADHD. De activiteit van de (motiverende) dopaminecellen dooft bij ADHD-patiënten sneller uit, wanneer de beloning verder op in de tijd ligt.
Ook is een afwijkende reactie op motivationele prikkels herkenbaar in een verminderde autonome respons zoals die zichtbaar gemaakt wordt in de hartslagfrequentie en de huidgeleiding. Ook deze bevindingen passen bij een verstoord vermogen om motivatie intern om te zetten in actie.
Al deze onderzoeksbevindingen wijzen erop dat kinderen (en ook volwassenen) met ADHD meer afhankelijk zijn van externe prikkels om optimaal te kunnen functioneren. De reactie op beloning verloopt nog wel normaal (en is zelfs sterker bij ADHD-kinderen dan bij normale kinderen), maar van de abstracte/interne voorstelling/anticipatie van de beloning gaat te weinig motivering uit. Om te werken moet de beloning concreet en onmiddellijk zijn. Medicijnen kunnen deze problemen slechts in beperkte mate beïnvloeden: het effect van medicatie op de leerprestaties blijkt relatief klein te zijn. Dit maakt bijkomende maatregelen onontbeerlijk, zoals mediatietherapie als leerondersteuning.
Tenslotte is belangrijk te vermelden dat ondanks de prestatieverbetering als gevolg van onmiddellijke en regelmatige (externe) bekrachtiging de prestaties van kinderen met ADHD toch achterblijven bij zich normaal ontwikkelende kinderen. De cognitieve problemen zijn dus niet volledig vanuit het motivatietekort te verklaren. De meeste verklaringsmodellen voor ADHD gaan daarom tegenwoordig uit van een multiple pathway-model waarin zowel motivatieproblemen als problemen met executieve functies opgenomen zijn.
Voor hardwerkende clinici zoals u en ik blijft neuropsychologie, waar je niet dagelijks mee bezig bent, een lastig te ontginnen gebied; je bent altijd blij als je weer door een nieuwe theorie doorgeploegd bent. Daarom mag ik dit overzichtsartikel warm aanbevelen, omdat het er goed in slaagt ook ingewikkelde onderzoeksbevindingen begrijpelijk te formuleren en gelijk de relevantie ervan voor de praktijk aan te geven.
Literatuur
Een afwijkende gevoeligheid voor beloning: een neurobiologische verklaring voor ADHD? Marjolein Luman, Neuropraxis 2009, aflevering 3, 55-60 Tripp G, Wickens JR. Research review: dopamine transfer deficit: a neurobiological theory of altered reinforcement mechanisms in ADHD. J Child Psychol Psychiatry. 2008 Jul;49(7):691-704.
Sagvolden T, Johansen EB, Aase H, Russell VA. A dynamic developmental theory of attention-deficit/hyperactivity disorder (ADHD) predominantly hyperactive/impulsive and combined subtypes. Behav Brain Sci. 2005 Jun;28(3):397-419; discussion 419-68.