Dat mensen bereid zijn een dure, onhygiënische en ongezonde gewoonte als roken te blijven bekostigen heeft alles te maken met de verslavende eigenschappen van nicotine, dat in tabaksrook zijn ideale transportmiddel gevonden heeft. Van nicotine wordt je mentaal helder en lichamelijk ontspannen; tegelijk is nicotine voor het menselijk brein de meest verslavende stof, waarbij beperkte blootstelling al snel tot gewoontevorming en afhankelijkheid leidt. Dat patiënten met ADHD hiervoor bijzonder gevoelig zijn, is al langer bekend. Patiënten met ADHD roken meer: zij beginnen er op jongere leeftijd aan en ze gaan sneller over van experimenteren naar regelmatig gebruik, en blijken bij vergelijking zwaarder verslaafd dan personen zonder ADHD.
Dat mensen bereid zijn een dure, onhygiënische en ongezonde gewoonte als roken te blijven bekostigen heeft alles te maken met de verslavende eigenschappen van nicotine, dat in tabaksrook zijn ideale transportmiddel gevonden heeft. Van nicotine wordt je mentaal helder en lichamelijk ontspannen; tegelijk is nicotine voor het menselijk brein de meest verslavende stof, waarbij beperkte blootstelling al snel tot gewoontevorming en afhankelijkheid leidt. Dat patiënten met ADHD hiervoor bijzonder gevoelig zijn, is al langer bekend. Patiënten met ADHD roken meer: zij beginnen er op jongere leeftijd aan en ze gaan sneller over van experimenteren naar regelmatig gebruik, en blijken bij vergelijking zwaarder verslaafd dan personen zonder ADHD.
Hoewel dit gegeven al uitgebreid is onderzocht, is toch nog weinig aandacht (en onderzoek) uitgegaan naar de vraag waarom dit zo is. In dit fraaie en lezenswaardige overzichtsartikel hebben de auteurs geprobeerd alle beschikbare onderzoeksgegevens op een rijtje te zetten. Hierbij wordt vooral gekeken naar de psychosociale invloeden en mechanismen, mede vanuit een ontwikkelingsperspectief. Een eerdere review (McClernon & Collins, 2008) had zich vooral gericht op de neurofarmacologische en genetische factoren.
Het meest genoemde mechanisme is zonder twijfel de zelfmedicatiehypothese, die suggereert dat patiënten met ADHD de eigenschappen van tabaksrook (c.q. nicotine) gericht opzoeken en gebruiken om hun hinderlijke ADHD-symptomen gunstig te beïnvloeden. Het veelvuldige onderzoek naar deze hypothese wordt in belangrijke mate gehinderd door het ontbreken van een heldere theoretische conceptualisatie, waardoor de verschillende onderzoekers er elk hun eigen interpretatie op na houden. Het lijkt erop dat deze theorie wel enige bruikbaarheid heeft, maar de bewijsvoering is tot nu toe vooral indirect en niet volledig overtuigend.
Hoewel er tot nu toe weinig onderzoek is uitgevoerd naar de invloed van cognitieve factoren, lijkt het er wel op dat deze factoren (zoals slechte cognitieve coping-vaardigheden, slecht meekomen op school, hoge novelty seeking) een rol spelen. Mede omdat deze en andere cognitieve factoren in de algemene bevolking meer uitgebreid zijn onderzocht met betrekking tot roken, is het de moeite waard dit verder te exploreren. Een vergelijkbare conclusie geldt ook voor sociale factoren, waarbij er voldoende aanwijzingen zijn dat sociale problemen, zoals beperkte sociale steun of sociale beperkingen, belangrijke voorspellers zijn van roken bij adolescenten.
Het debat wordt helemaal verwarrend als het gaat over symptoom profielen en dimensies. Sommige onderzoeken wijzen uit dat vooral concentratieproblemen een verhoogd risico geven, bij andere onderzoeken hadden vooral hyperactiviteit en impulsiviteit de sterkere invloed. In de bespreking opperen de auteurs terecht dat het toch mogelijk is beide bevindingen met elkaar te verenigen, omdat de invloed van de symptomen mede afhankelijk is van de ontwikkelingsfase: concentratieproblemen zouden vooral zwaarder wegen bij adolescenten, en de negatieve invloed van beide symptoom groepen werd vooral bij jongvolwassenen gevonden. Wel zijn er sterke aanwijzingen dat het risico op roken toeneemt met de ernst van de stoornis (zowel het aantal symptomen als de heftigheid ervan). Dit onderzoek is natuurlijk niet los te zien van de invloed van psychiatrische comorbiditeit, waarbij vooral aan de oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) en de antisociale gedragsstoornis (CD) gedacht moet worden.
Een belangrijk probleem is dat het in deze onderzoeken tot nu toe niet gelukt is een verbinding te maken met gangbare theoretische modellen over ADHD (zoals executieve disfunctie en delay-aversion). Deze verbinding zou dan een bruikbaar kader kunnen opleveren om de invloed van de verschillende hierboven beschreven factoren beter te kunnen plaatsen. Het ontwikkelingsperspectief kan ten dele de tegenstrijdige resultaten verklaren: de invloed van de verschillende factoren is niet continu dezelfde, maar wordt erg bepaald wordt door het ontwikkelingsstadium.
Samenvattend is de conclusie toch enigszins teleurstellend: in de veelheid van onderzoeksmateriaal ontbreekt een samenhang, waardoor het nog grotendeels onverklaard blijft waarom patiënten met ADHD zo’n duidelijk verhoogd risico op tabaksverslaving hebben. De aanbeveling dat meer onderzoek aangewezen is, hoorde u al aankomen: graag dan methodologisch verantwoord en hypothese-gedreven onderzoek dat de interactie tussen de verschillende psychosociale factoren gaat bestuderen. Voorlopig blijft goede voorlichting over dit verhoogde risico onze beste interventie (naast goede ADHD-behandeling, natuurlijk).
Literatuur
McClernon FJ, Kollins SH. ADHD and smoking: from genes to brain to behavior. Ann N Y Acad Sci. 2008 Oct;1141:131-47. (tekst vrij beschikbaar op internet)
Glass K, Flory K. Why does ADHD confer risk for cigarette smoking? A review of psychosocial mechanisms. Clin Child Fam Psychol Rev. 2010 Sep;13(3):291-313.