Anton Pottegård, Jesper Hallas, Hernández- Díaz, Helga Zoëga. Children’s relative age in class and use of medication for ADHD: a Danish Nationwide Study. Journal of Child Psychology and Psychiatry. Mei 2014, doi:10.1111/jcpp.12243
Uit een aantal studies uit Canada, Verenigde Staten en IJsland is bekend dat het jongste deel van de kleuterklas 50% meer kans heeft om de diagnose ADHD (en medicatie hiervoor) te krijgen. Het lijkt er dus op dat de diagnostiek van deze kinderen te wensen overlaat. Ook werd al eens aangetoond dat de kinderen die een jaar later op school kwamen 50% minder kans op de diagnose ADHD hadden, maar ook nog eens hogere testscores en minder gedragsproblemen later hadden
In de nu net gepubliceerde studie van Pottegård et al bleken de Deense kleuters niet of nauwelijks het effect te tonen dat in de vorige studies was aangetoond. Dit zou deels te maken kunnen hebben met het voorzichtiger voorschrijfgedrag van de Denen: landelijk krijgt 0,9% van de kinderen tussen 7 en 17 jaar medicatie in Denemarken. In Amerika en IJsland is dat 4,6%. Maar waarschijnlijker is het dat Deense kinderen als zij niet schoolrijp zijn later naar school gaan. Ongeveer 50% van de jongens en 30% van de meisjes die in oktober-december werden geboren ging het volgende schooljaar pas naar school. Met dit beleid bleken in de klassen met kinderen van 10-14 jaar (groep 4-8 in de figuur) de jongste kinderen 1,2-1,4x zo vaak de diagnose ADHD te hebben gekregen.
In de studiejaren lijkt de bewustwording in Denemarken voor het probleem ook groter te zijn geworden. In de 2e figuur is te zien dat het aantal jongste kinderen in de klassen 1-6 niet vaker de diagnose ADHD krijgt dan de oudste kinderen. Wat kunnen wij hiervan leren? Bij jonge, nog niet “schoolrijpe kinderen” is het verstandig om extra goed te beoordelen of zij ADHD hebben of “leeftijdsadequaat ongeconcentreerd en druk” zijn. Mogelijk is het beter ze nog een jaartje thuis te houden (als dit economisch haalbaar is). Herbeoordelen na een jaar (watchful waiting) lijkt ook een goed advies tenzij er sprake is van overduidelijke pathologie. |