208 Evidence-based conclusies
Aangezien er nog steeds vele misvattingen en vooroordelen bestaan over ADHD (Bisset et al., 2020) krijgen mensen met ADHD-problematiek vaak een negatief stigma. Hierdoor lopen zij het risico om de vaak gewenste en noodzakelijke begeleiding en behandeling uit te stellen, dat er mogelijk onderbehandeling plaats vindt of dat ze in het ergste geval helemaal geen behandeling krijgen. De geloofwaardigheid van hulpverleners die mensen ondersteunen, begeleiden en behandelen zouden kunnen worden ondermijnd door deze vooroordelen of misvattingen.
Experts over de gehele wereld hebben daarom getracht middels een update van de inmiddels verouderde Consensus Statement van ongeveer 20 jaar geleden (Barkley, R.A. 2002) een accurate en up to date overzicht te geven van de huidige stand van zaken rondom ADHD waarbij ze gebruik hebben gemaakt van de inmiddels grote hoeveelheid en gedegen state of the art wetenschappelijk onderzoek. Het doel van deze review was niet om een handleiding te bieden wat betreft de juiste wijze van diagnostiek en behandeling van mensen met ADHD maar om de meest recente evidence-based ontwikkelingen van de afgelopen 20 jaar in kaart te brengen om zo bij te dragen aan de destigmatisering van iedereen die last heeft van symptomen van ADHD.
Aan deze review hebben 80 experts van 27 verschillende landen en 6 continenten 208 empirisch ondersteunde stellingen op het gebied van ADHD beschreven. Zij hebben zich hierbij gericht op onderzoeken met ten minste 2000 deelnemers of meta-analyses van 5 of meer studies. Tevens werd gebruik gemaakt van netwerk meta-analyses. Op basis van deze wetenschappelijke artikelen ontwikkelden ze evidence-based aanbevelingen. De inhoud van het document werd nogmaals door 366 wetenschappers mede beoordeeld op inhoud en ondersteund.
Als effectmaten werden de volgende statische maten gebruikt: effect size (0,2= klein, 0,5 = medium, 0,8 = groot), correlatie coëfficiënt (0,1 = klein, 0,24 = medium, 0,37 = groot). Een klein effect is moeilijk waarneembaar in de individu maar mogelijk op bevolkingsnivo van groot belang voor de publieke gezondheid als het ook kinderen zou kunnen beïnvloeden. Een medium effect is waarneembaar voor de opmerkzame waarnemer en een groot effect is van belang in de klinische praktijk op het niveau van de individu.
Het gaat te ver om in dit stuk de 208 stellingen te bespreken. In het artikel wordt een mooi overzicht geboden in Tabel 1 met een samenvatting van de huidige stand van zaken. Op basis van het tot op heden verrichte onderzoek werden de op evidentie gebaseerde stellingen over ADHD ontwikkeld en hebben ze geleid tot het volgende beeld van ADHD:
ADHD is een chronische aandoening waarbij er afhankelijk van het ontwikkelingsniveau afwijkende symptomen zijn op het gebied van de aandacht en/of hyperactiviteit/impulsiviteit welke tot beperkingen leidt in het dagelijks leven. ADHD begint op de kinderleeftijd of vroege adolescentie en komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Ongeveer 6% van de jongeren en 3 % van de volwassenen lijdt wereldwijd aan ADHD. Er zijn meerdere genetische en omgevingsfactoren die in combinatie met elkaar kunnen opeenstapelen om uiteindelijk ADHD te veroorzaken.
Deze factoren kunnen leiden tot subtiele veranderingen in de verschillende hersen netwerken die op hun beurt weer de cognitieve, emotionele en motivationele functies in het brein aansturen. Mensen met ADHD hebben een verhoogd risico op schooluitval, antisociaal gedrag, andere psychiatrische problemen, lichamelijke ziektes , drugs en alcoholmisbruik, ongelukken leidend tot lichamelijk letsel en vroegtijdig overlijden (waaronder ook door suïcidepoging of geslaagde suïcide). Als gevolg hiervan kost ADHD de samenlevingen miljoenen euro’s per jaar. Er zijn verschillende medicijnen die veilig en effectief zijn gebleken voor de behandeling van ADHD en ter preventie van de negatieve gevolgen ervan. Er zijn niet-medicamenteuze interventies voorhanden maar in vergelijking met medicatie zijn ze minder effectief in het verminderen van aandachtsproblemen, impulsiviteit en hyperactief gedrag.
Faraone, S.V. e.a. online February 2021 https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/33549739/
Referenties:
- Bisset, M., Winter, L., Middeldorp, C. M., Coghill, D., Zendarski, N., Bellgrove, M. A., & Sciberras, E. (2021). Recent Attitudes toward ADHD in the Broader Community: A Systematic Review. Journal of Attention Disorders. https://doi.org/10.1177/10870547211003671
- Barkley RA. International consensus statement on ADHD. January 2002. Clin Child Fam Psychol Rev. 2002 Jun;5(2):89-111. doi: 10.1023/a:1017494719205. PMID: 12093014.