De vakantie begon zo leuk, al moest ik wel even ontstressen. De rust en het niets moeten, na een jaar hard werken, bezorgden me namelijk overal pijntjes. Maar na een paar dagen kon ik me dan toch eindelijk overgeven aan de vakantiemodus. Beetje zwemmen, beetje zonnen, beetje niksen. Het was heerlijk.
Totdat we een kleine week later toe waren aan een beetje avontuur. Of beter gezegd: totdat manlief toe was aan een beetje avontuur. De camping lag aan een rivier en het was mogelijk om een kano te huren. Er waren verschillende opties: de korte, de middellange en de lange tocht. Manlief probeerde me lekker te maken voor de laatste optie, maar mijn gevoel zei me ogenblikkelijk dat de korte tocht voor mij lang genoeg zou zijn. Dat het verstandig is om altijd naar je gevoel te luisteren ontdekte ik al na vijf minuten, toen ik, ingepakt in een zwemvest, met dochterlief in de kano zat. De kano ging alle kanten op, behalve vooruit. Man- en zoonlief zaten in de andere kano en dreven ergens aan de overkant van de rivier. Achter mij zag ik in de verte de camping wegdrijven en ik dacht alleen maar: ik wil terug.
Maar de rivier en de kano dachten er duidelijk anders over. Die sleurden ons woest en eigenwijs mee, terwijl ik absoluut niet wist wat ik moest doen. Het herinnerde me aan mijn rijlessen: schakelen, sturen, gas geven en dat allemaal tegelijk. Geen wonder dat ik hier tachtig lessen voor nodig had gehad, in plaats van de gebruikelijke veertig. In paniek roeide ik de blaren op mijn handen en ik werd verschrikkelijk boos. Boos omdat mijn eigen man, van te voren, had kunnen weten dat ik deze kanotocht, motorisch gezien, nooit zou overleven.
Op het moment dat ik dit allemaal dacht kwam er een stroomversnelling en knalden we met de kano tegen een rots. Gelukkig kwamen man– en zoonlief ‘toevallig’ langs om ons te redden en om onze kano te helpen draaien. Heel even was ik gelukkig, maar dat was van korte duur. De volgende stroomversnelling was namelijk nog ruiger en sloeg de hele kano om. Dochter en ik dreven, dankzij onze zwemvesten, in het water en de kano ging alleen verder.
Mijn hele leven zag ik in een flits aan me voorbij gaan. Het water was woest, de bodem hard en ik schreeuwde om hulp. Dochter werd door manlief uit het water geplukt en in zijn kano gehesen, maar er was deze keer niemand die het nodig vond om mij te redden. Huilend strompelde ik uiteindelijk naar de kant en ging ik zitten op een rots. En toen de hulpdienst met een verbandtrommeltje kwam, en ik wat pleisters kreeg om op mijn schaafwonden te plakken, voelde ik me een aangespoelde drenkeling.
Dochter was sneller over de schrik heen dan ik. Haar verloren schoen werd opgedoken door de hulpdienst en de weggedreven kano opgesnorkeld door papa. Ze was weer helemaal blij en als het aan haar lag konden we weer vrolijk verder varen. Maar ik was er klaar mee. We waren nog maar op de helft, maar het avontuur was wat mij betreft afgelopen. Daarom liep ik een stuk verder langs de kant, in plaats van te varen, maar ik realiseerde me al snel dat ik zo nooit voor het donker bij de finish zou komen.
Manlief beloofde me daarom om ons verder te trekken en bibberend stapte ik weer met dochterlief in de kano. Hij hield zijn woord en ik klemde me, met mijn tanden op elkaar, vast aan de andere kano. Gelaten liet ik alles maar over me heen komen. Maar eenmaal aangekomen op het eindstation was ik vastbesloten. Dit was eens, maar nooit meer. En de vakantie ging ik verder voortzetten op de manier zoals het begon. Beetje zwemmen, beetje zonnen, beetje niksen. Dat beviel prima.