In de zomervakantie neem ik een belangrijke beslissing. Omwille van zoon en dochter zal ik me voortaan wat minder met school bemoeien. Want toegegeven: ik heb er soms een handje van om door te slaan in mijn bemoeizucht. En dat laat school dan ook regelmatig merken. Door me aan te kijken met een blik van: nee hè, daar hebben we háár weer.
School doet vanaf augustus mee met het onderwijsexperiment SlimFit en ik besluit het de tijd te geven. Nieuwe dingen lopen immers nooit vanaf het begin helemaal gesmeerd, dat moet een eerlijke kans krijgen, zelfs van mij. Bij het woord SlimFit denk ik overigens in eerste instantie aan een afslankmiddel. Een poedertje waarmee je binnen een week een droomfiguurtje krijgt. En manlief denkt meteen aan een sportschool vol met zwetende mensen.
Maar SlimFit onderwijs is iets heel anders. SlimFit is afgeleid van de Engelse termen Slim, wat mager betekent en Fit, wat betekent dat het voor iedereen past. Concreet zou het dus een methode moeten zijn om met zo min mogelijk leraren, zo effectief mogelijk bezig te zijn. En dat past natuurlijk weer prima in het begrotingsplaatje van het kabinet. SlimFit scholen werken namelijk vanuit een ander organisatieprincipe en de acht reguliere klassen worden vervangen door drie units. Er zijn dus maar drie leerkrachten werkzaam binnen de fabriek en die geven alleen nog maar instructies. Ze doen datgene waar ze voor zijn opgeleid, namelijk: aan de lopende band iets aan kinderen leren. Buiten deze instructiemomenten ligt het lot van de kinderen in handen van onderwijsassistenten, stagiaires, studenten, senioren en vrijwilligers.
Als je de informatie op het internet bekijkt lijkt het concept SlimFit best aardig, maar in de praktijk blijkt de uitvoering toch iets lastiger te zijn. De methode vraagt namelijk om een flink stukje communicatie. Niet alleen voor de leerkrachten, onderwijsassistenten, stagiaires, studenten, senioren en vrijwilligers onderling, maar ook richting de ouders. Want het zijn immers de ouders die feilloos aanvoelen wat hun kinderen wel of niet nodig hebben. Zeker – of juist – als er sprake is van ADHD of een andere ontwikkelingsstoornis.
Helaas merk ik een aantal maanden na de zomervakantie dat er helemaal niet meer met ons – ouders – wordt gecommuniceerd. En als het december is heb ik werkelijk geen flauw benul meer van wat er zich binnen de vier muren van school afspeelt. Loslaten betekent in dit geval duidelijk dat het als los zand door mijn vingers glipt. Voor mij reden om de lijntjes weer wat korter te houden. Want waarom doen de digitale schoolborden het, sinds de verhuizing naar het noodgebouw, begin januari, nog steeds niet? En waar zijn de computers sinds die tijd eigenlijk gebleven? Waarom worden de afspraken in het handelingsplan niet nagekomen en waarom is het plan onopgemerkt verlopen?
Op veel van deze – legitieme – vragen krijg ik helaas helemaal geen antwoord. Het heeft gewoonweg geen prioriteit. En langzaam krijg ik weer het gevoel voor school een lastpost te zijn. Hierdoor moet ik denken aan de poster “Herken de ouder” die destijds in veel lerarenkamers hing. Op die poster staan zes soorten ouders. De supporter, de afwezige, de politicus, de carrièremaker, de kwelgeest en de superouder. Te herkennen aan opleiding, kenmerken, trefwoorden, geschiktheid en ongeschiktheid. En tot slot is bij iedere ouder te lezen hoe hij of zij benaderd moet worden.
Persoonlijk herken ik mijzelf in meerdere types ouders. Een beetje politicus, een beetje carrièremaker, een beetje kwelgeest en een beetje superouder. Maar ik voel me bovenal moeder. Een moeder van twee kinderen die niet altijd tegemoet kunnen komen aan de gewenste opbrengsten op school. Kinderen die helemaal geen behoefte hebben aan SlimFit, maar kinderen die behoefte hebben aan Passend Onderwijs.