Kinderen zijn vaak ondeugend en houden ervan om te plagen. Zo heeft mijn kleine neefje weleens de gehele inhoud van een tube handcrème in de pantoffel van opa gedaan en de afstandsbediening van de televisie in de lampenkap verstopt. Dochter gaat altijd bij de deur staan als papa thuiskomt van zijn werk en om hem te laten schrikken roept ze heel hard: “boe!”
Deze plagerijen zijn onschuldig. Het is gewoon een kwestie van iemand over en weer voor de gek houden. Het is niet kwaad bedoeld en meestal ook best grappig. Anders wordt het als plagen pesten wordt. Zo kwam zoon laatst zwaar ontzet thuis, omdat er bij de hut, waar zoon en dochter vaak spelen een jongetje uit het niets door iemand was uitgescholden en toegetakeld. Dit is geen geintje meer. Dit is pesten. En pesten is gevaarlijk, want een pestkop heeft altijd de overmacht en pesten kan allerlei psychische en lichamelijke klachten veroorzaken en iemand voor het leven tekenen en beschadigen.
Het incident blijft zoon bezighouden. Trots ben ik daarom als hij diezelfde avond, geheel uit zichzelf en zonder dat wij het weten, aanbelt bij het huis van het slachtoffertje om te zeggen dat hij spijt heeft. Spijt dat hij erbij heeft gestaan, spijt dat hij niets heeft gedaan en spijt dat hij het allemaal heeft laten gebeuren. De ouders van het slachtoffertje waarderen het enorm dat hij de moeite neemt om naar hen toe te komen om dit allemaal te zeggen. En met het jongetje gaat het gelukkig wel weer goed.
Door dit alles dwalen mijn gedachten af naar mijn eigen schooltijd. Een tijd waarin ik ook korte tijd werd gepest. Getreiterd en uitgelachen. Waarom het precies gebeurde weet ik niet. Vanwege mijn bril, vanwege mijn geslis of gewoon omdat ik anders was? Wat ik wel weet is dat ik het in die tijd verschrikkelijk vond om naar school te gaan. Dat ik er thuis niet over wilde praten, dat ik amper vriendjes en vriendinnetjes had en dat mijn schoolprestaties hierdoor zwaar onvoldoende waren.
Het lukte me in die kwetsbare periode gewoonweg niet om voor mezelf op te komen. Totdat ik er op een bepaald moment genoeg van had en ik de pestkop, onder de les maatschappijleer, een klap in zijn gezicht verkocht. Wonder boven wonder was het pesten toen van de één op de andere dag afgelopen. Achteraf gezien best bijzonder, want pestkoppen stoppen meestal niet met pesten als het slachtoffer overdreven verdedigend of agressief reageert. Het motto van een pestkop is namelijk: hoe weerlozer of machtelozer, hoe leuker.
We praten met zoon en dochter vaak over het thema pesten. Zoon zegt regelmatig dat hij op school gepest wordt en dat nemen we serieus. Want is het plagen of pesten? Wat roept hij zelf op met zijn gedrag? En in hoeverre mogen we van hem verlangen dat hij zich aanpast en conformeert aan de regels van de groep, zonder dat hij zijn eigen identiteit verliest en we de schuld bij hem neerleggen? We leggen ook uit dat een pestkop meestal zelf onzeker is en dat het om die reden vaak meer over de ander zegt, dan over jou. Dat het dus ook helemaal niet leuk of stoer is om te pesten en dat we niet willen dat zoon en dochter zelf meelopers of pestkoppen worden.
We proberen onze kinderen te leren om voor zichzelf op te komen, maar zeker ook voor anderen. Dit door er open en zonder schaamte over te praten. Want al duurde de periode dat ik vroeger werd gepest niet lang, het heeft wel een litteken achtergelaten. Daarom zullen wij er als ouders alles aan proberen te doen om er voor te zorgen dat zoon en dochter niet met pesten te maken krijgen. In welke vorm dan ook. Want pesten doet pijn.