Vorige week stonden mijn collega en ik met de SUZAN!¡ op de informatiemarkt van het onderwijssymposium ‘Als Normaal Anders Is’. Ruim 700 onderwijsprofessionals reisden af naar het AFAS stadion in Alkmaar om elkaar te ontmoeten.
Het thema van de dag was ‘Kansen en Keuzes’. Een thema dat op mijn lijf is geschreven, zeker in combinatie met het onderwijs. Want naast de dingen die wel goed gaan binnen het onderwijs gaan er ook nog heel veel dingen fout. Zeker bij kinderen met leer- en gedragsproblemen. Kinderen waarbij veel dingen net even iets anders gaan dan normaal.
Het zijn kinderen waaraan je aan de buitenkant vaak niets ziet. Ze zien er niet anders uit, zoals bijvoorbeeld kinderen met het Syndroom van Down. Als mensen naar mijn kinderen met ADHD kijken zien ze twee hele ‘normale’ kinderen. Maar toch is er van binnen iets ‘mis’ in hun hoofdjes. Ze worden dag in dag uit geplaagd door hyperactiviteit, impulsiviteit en concentratieproblemen. Dankzij de medicatie die ze krijgen gaan veel dingen beter en makkelijker, omdat ze minder druk zijn, maar toch disfunctioneren ze vaak, vooral binnen het onderwijs.
Dat disfunctioneren komt vooral door de hoge eisen waaraan deze kinderen op school moeten voldoen. Veelal opgelegd door de politiek, zoals de toetsgekte, waarin we totaal zijn doorgeslagen. Deze eisen zijn voor deze kinderen simpelweg te hoog. Maar ook het gedrag van leerkrachten speelt een belangrijke, nee cruciale, rol. Bij een leerkracht die niets met deze doelgroep heeft zullen deze kinderen falen. Maar bij een leerkracht die er wel iets mee heeft, en die creatief kan denken en handelen binnen de kaders, zullen deze kinderen groeien en bloeien.
Bij onze stand op het symposium wilde ik graag kennis en ervaringen delen met de onderwijsprofessionals. Praten over dat mooie thema ‘Kansen en Keuzes’, daar is immers zoveel over te zeggen. Maar er gebeurde iets vreemds: er kwam bijna niemand bij onze stand. Ja, twee geïnteresseerde leerkrachten. Verder werd er met een grote boog om ons heen gelopen of gegniffeld. En één mevrouw zei letterlijk: “een héél magazine over ADHD, wát knáp!”.
Tegen de middag besloten we om eerder naar huis te gaan. Het opboksen tegen de starre houding van honderden onderwijsprofessionals in één ruimte was voor ons echt onbegonnen werk. Tegen zoveel vooringenomenheid waren we gewoon niet opgewassen, ADHD bestond hier niet. Toen we onze stand afbraken zong een groep mensen, met het Syndroom van Down, een ontroerend liedje over dat iedereen gelijk is. Het was prachtig en de onderwijsmensen klapten allemaal. Maar ik klapte, omdat ik een plaatsvervangende schaamte voelde, niet.
Mijn collega en ik hebben aan het symposium een flinke kater overgehouden. Dit omdat we de mensen uit het onderwijs niet hebben kunnen voorlichten over ADHD. Kinderen, waaraan je aan de buitenkant niet kunt zien dat ze anders zijn, dreigen te verzuipen binnen het onderwijs. Het voelt machteloos dat we niet over de ‘Kansen en Keuzes’ van deze groep kinderen hebben kunnen praten. En in mijn hoofd zingt nu al een hele week lang één vraag: waarom kregen de mensen met het Syndroom van Down een hard applaus en bleef het voor de kinderen die onzichtbaar anders zijn oorverdovend stil?