Al zolang ik het me kan herinneren heb ik slechte ogen. Op de kleuterschool kreeg ik mijn eerste bril. En dat niet alleen. Vanwege een lui oog moest mijn bril ook regelmatig worden afgeplakt met een pleister. Vreselijk vond ik het. En toen de oogarts ook nog begon over opereren was de maat voor mij vol en gilde ik het hele ziekenhuis bij elkaar.
Achteraf gezien was een bril voor mij natuurlijk heel verstandig. Met bril botste ik met mijn driewieler al overal tegenop, laat staan hoe gevaarlijk het zou zijn geweest zonder. Maar hoe ouder ik werd, hoe eigenwijzer en eigenzinniger ik mij ging gedragen. En vanaf de puberteit besloot ik mijn bril nooit, maar dan ook nooit meer op te zetten.
Dom. Maar zelfs met een behoorlijke plussterkte zijn je ogen, op jongere leeftijd, prima in staat om te accommoderen. Het levert je weliswaar een berg hoofdpijn op, maar met de nodige trucjes is het toch best een behoorlijke tijd vol te houden zonder bril. Gewoon niet in het donker gaan autorijden bijvoorbeeld, omdat je weet dat dit levensgevaarlijk is.
Na mijn dertigste werd het echt minder met mijn ogen. De foefjes werkten niet meer zo goed en eigenlijk wilde ik heel erg graag een bril. Maar er was nu een nieuw probleem. Het lukte me niet om aan een bril te wennen. Niet omdat ik de dingen met bril niet beter kon zien, maar omdat ik met bril juist álles zag. Veel te veel prikkels. En dat vond ik veel te druk.
Jarenlang deed ik mijn bril alleen op tijdens het stofzuigen. Ideaal. Even zag ik alles en mijn huis werd superschoon. Maar als ik klaar was ging de bril weer in het doosje tot de volgende schoonmaak. Totdat ik bijna veertig werd en ik toe moest geven aan het feit dat mijn ogen er op deze manier geen zin meer in hadden. Mijn ogen waren officieel verprutst.
Het slechte zicht hebben mijn kinderen van mij cadeau gekregen. Dochter kreeg haar eerste bril ook toen ze vier was. Zonder pleisters, dat wel. Ze was alleen een stuk verstandiger dan ik, mopperde niet en accepteerde de bril vanaf de eerste dag. Gewoon omdat je met een bril de dingen nou eenmaal beter ziet. Ook zoon had een poosje een bril, maar mocht later toch weer een tijdje zonder door het leven gaan. Tot vorige week.
De oogarts had vorig jaar al aan zoon uitgelegd dat ook de ogen groter groeien en dat hierdoor de kans aanwezig was dat zijn ogen weer achteruit zouden gaan. En inderdaad: de laatste maanden zei zoon dat hij alles een beetje minder goed kon zien. Alles was een beetje wazig. De jaarlijkse oogdruppel-controle bij de oogarts bevestigde dit. Zoon moest weer een bril.
Zoon vond het prima, maar omdat hij niet wilde dat zijn ogen nog harder achteruit zouden gaan besloot hij bij de oogarts ter plekke om voortaan minder te eten van het lekkere eten van zijn moeder. De oogarts begreep er niets van, maar zoon legde het graag even aan haar uit: “Mijn ogen zijn achteruit gegaan doordat ze groeien en groeien doe je door goed te eten”.
Een paar dagen later gingen we naar de brillenwinkel voor twee nieuwe brillen. Eén voor dochter en één voor zoon. Toen zoon klaar was, was zijn geduld op en had hij geen zin meer om te wachten op zijn zus. Tegen de verkoopster zei hij: “Sorry mevrouw, ik heb ADHD en mijn pilletje is uitgewerkt”. Twee dagen later waren de brillen klaar en werd het wachten toch beloond. Dolgelukkig zijn mijn kinderen met hun hippe brilletjes. Wat is de wereld toch mooi.
Achteraf gezien was een bril voor mij natuurlijk heel verstandig. Met bril botste ik met mijn driewieler al overal tegenop, laat staan hoe gevaarlijk het zou zijn geweest zonder. Maar hoe ouder ik werd, hoe eigenwijzer en eigenzinniger ik mij ging gedragen. En vanaf de puberteit besloot ik mijn bril nooit, maar dan ook nooit meer op te zetten.
Dom. Maar zelfs met een behoorlijke plussterkte zijn je ogen, op jongere leeftijd, prima in staat om te accommoderen. Het levert je weliswaar een berg hoofdpijn op, maar met de nodige trucjes is het toch best een behoorlijke tijd vol te houden zonder bril. Gewoon niet in het donker gaan autorijden bijvoorbeeld, omdat je weet dat dit levensgevaarlijk is.
Na mijn dertigste werd het echt minder met mijn ogen. De foefjes werkten niet meer zo goed en eigenlijk wilde ik heel erg graag een bril. Maar er was nu een nieuw probleem. Het lukte me niet om aan een bril te wennen. Niet omdat ik de dingen met bril niet beter kon zien, maar omdat ik met bril juist álles zag. Veel te veel prikkels. En dat vond ik veel te druk.
Jarenlang deed ik mijn bril alleen op tijdens het stofzuigen. Ideaal. Even zag ik alles en mijn huis werd superschoon. Maar als ik klaar was ging de bril weer in het doosje tot de volgende schoonmaak. Totdat ik bijna veertig werd en ik toe moest geven aan het feit dat mijn ogen er op deze manier geen zin meer in hadden. Mijn ogen waren officieel verprutst.
Het slechte zicht hebben mijn kinderen van mij cadeau gekregen. Dochter kreeg haar eerste bril ook toen ze vier was. Zonder pleisters, dat wel. Ze was alleen een stuk verstandiger dan ik, mopperde niet en accepteerde de bril vanaf de eerste dag. Gewoon omdat je met een bril de dingen nou eenmaal beter ziet. Ook zoon had een poosje een bril, maar mocht later toch weer een tijdje zonder door het leven gaan. Tot vorige week.
De oogarts had vorig jaar al aan zoon uitgelegd dat ook de ogen groter groeien en dat hierdoor de kans aanwezig was dat zijn ogen weer achteruit zouden gaan. En inderdaad: de laatste maanden zei zoon dat hij alles een beetje minder goed kon zien. Alles was een beetje wazig. De jaarlijkse oogdruppel-controle bij de oogarts bevestigde dit. Zoon moest weer een bril.
Zoon vond het prima, maar omdat hij niet wilde dat zijn ogen nog harder achteruit zouden gaan besloot hij bij de oogarts ter plekke om voortaan minder te eten van het lekkere eten van zijn moeder. De oogarts begreep er niets van, maar zoon legde het graag even aan haar uit: “Mijn ogen zijn achteruit gegaan doordat ze groeien en groeien doe je door goed te eten”.
Een paar dagen later gingen we naar de brillenwinkel voor twee nieuwe brillen. Eén voor dochter en één voor zoon. Toen zoon klaar was, was zijn geduld op en had hij geen zin meer om te wachten op zijn zus. Tegen de verkoopster zei hij: “Sorry mevrouw, ik heb ADHD en mijn pilletje is uitgewerkt”. Twee dagen later waren de brillen klaar en werd het wachten toch beloond. Dolgelukkig zijn mijn kinderen met hun hippe brilletjes. Wat is de wereld toch mooi.