Vorige week moest ik naar het ziekenhuis voor een scan en daarna zou ik even langsgaan bij het secretariaat van de kaakchirurgen om afspraken te maken over het verdere traject. Het liep natuurlijk weer allemaal anders. Ik mocht namelijk gelijk doorlopen naar de spreekkamer van de aardige kaakchirurg die de scan-afbeeldingen al op zijn computerscherm had staan. Hij keek naar de foto’s, deed wat metingen en zei: “ik kan je volgende week al opereren.”
Omdat deze operatie me beter zou maken wandelde ik een week later vrolijk en opgewekt het ziekenhuis binnen. Hoe toevallig, tegelijk met de kaakchirurg, die me een paar uur later onder handen zou nemen. Hij klopte me op mijn schouder en vroeg: “Ben je zenuwachtig?” “Zenuwachtig, ik? Nee hoor, ik ben alleen maar hartstikke blij.” “Dan zie ik je straks”, lachte de operatiedokter.
De voorbereidingen op de operatie werden uitgevoerd. De bloeddruk en de temperatuur werden opgemeten en daarna werd ik in een veel te groot operatieshort gehesen. Geen gezicht, maar voor het goede doel. Vervolgens werd de premedicatie gegeven. Pijnstillers en Dormicum. Van dat laatste middel zou ik in slaap moeten vallen, maar dat gebeurde niet. Alle andere mensen die naast mij lagen vielen wel in slaap, maar ik was niet suf te krijgen. Een vreemde gewaarwording. Relaxed was ik weliswaar wel, maar ik vond het een hele gekke gedachte dat ze dit middel ook gebruiken voor roesjes. Dat risico zou ik dus echt nooit nemen. Voor mij nooit een roesje.
Eenmaal aangekomen op de ‘afdeling infuusnaalden & aanbrengen van plakkertjes’ kreeg ik te maken met een zuchtende dame, nadat ik zei dat ze me behoorlijk wreed en hardhandig prikte. “Sorry, dat ik niet slaap mevrouw, maar Dormicum werkt kennelijk niet bij mensen met ADHD, dus ik blijf, als je het niet erg vindt, gewoon kritisch.” Ditzelfde zei ik tegen de kaakchirurg toen ik eenmaal was aangekomen in de operatiekamer. In tegenstelling tot de zuster, kon hij er gelukkig wel smakelijk om lachen. Helemaal nadat ik eraan toevoegde: “ik hoop dat de narcose beter werkt.”
De operatiekamer leek op een ruimtestation. Vreemde lampen, slangen, apparaten en andere toeters en bellen. Er werd een goedje in mijn neus gespoten en een kapje op mijn mond gezet. Tegelijkertijd werd er een spuit gegeven en weg was ik. Op ruimtereis. Twee uur later werd ik met grof geweld wakker geschud. “Het is klaar mevrouw, het is klaar”, zei een zuster, en dit wel tien keer achter elkaar. Nou, dan doe je je ogen wel open, al denk je: “laat me alsjeblieft nog even lekker slapen.”
Vele suffe, misselijke en duizelige uren volgden, maar dankzij de morfine kwam ik de dag zwevend tussen hemel en aarde door. De shock kwam eigenlijk pas de volgende dag. Dat was het moment waarop ik in de spiegel keek en oog in oog stond met een soort buitenaards wezen. Niets van wat ik zag leek nog op mij, want werkelijk alles was opgezwollen en had een andere kleur gekregen. Mijn uiterlijk was veranderd in het hoofd van E.T., maar dan in het paars. Nee, zelfs E.T. was hier nog schattig bij.
Het is nu een paar dagen later. E.T. heeft zich opgesloten in het ruimteschip, dat slaapkamer heet. Om te herstellen. En als Spielberg er belang bij heeft om een nieuwe film te maken kan hij nu contact met mij opnemen. Voor een soort E.T. 2, maar dan veel enger. Maar hij moet wel opschieten. In deze buitenaardse uitvoering ben ik namelijk slechts maar een beperkt aantal weken beschikbaar. Daarna ben ik weer gewoon Suzan. Hoop ik.