“Je zei toch laatst dat het misschien fijn voor mij is om een keer met een psycholoog te praten? Ik heb er over nagedacht en het is inderdaad wel een goed idee.” Dochter kijkt me aan en ik voel haar worsteling. De laatste paar weken zien we dat het niet goed met haar gaat. Maar ze wil er niet met ons over praten. Ze sluit zich alleen maar steeds meer van ons af.
“Wat is er dan toch?”, vraag ik haar. “Ik zie dat je slecht in je vel zit en ik maak me zorgen. Buiten is het hartstikke warm en jij loopt met een dikke trui met een capuchon. Je slaapt bijna niet, je bent spierwit en je kijkt hol uit je ogen. Zeg alsjeblieft iets. Ik houd zoveel van jou. Wat kan ik toch voor je doen om te zorgen dat het beter met je gaat?” “Sommige dingen vertel je gewoon niet aan je ouders”, is het antwoord. Wat voelt dit machteloos.
Nog diezelfde avond breekt ze. Ze kruipt tegen me aan en begint hartverscheurend te huilen. “Ik denk zo ontzettend vaak aan de dood.” Ze doet een mouw van haar dikke trui omhoog en laat de krassen zien. “Nee”, zeg ik. Maar ze knikt. We huilen nu samen.
Als mijn tranen een klein beetje zijn gedroogd, voel ik een golf van paniek opkomen. Het lijkt of ik een baksteen heb ingeslikt en ik hap naar adem. Wat moet ik nu in vredesnaam doen? Natuurlijk. Papa roepen. Praten. En knuffelen. Maar dan? “Zal ik de kinderarts bellen?”, vraag ik haar. “Heel graag, mama.” Ze is zichtbaar opgelucht dat ze haar geheim eindelijk met ons heeft gedeeld.
De kinderarts luistert naar mijn verhaal. Het is fijn om even stoom af te kunnen blazen. Mijn zorgen en mijn pijn te delen. Want het voelt nu of alles als los zand door mijn vingers glipt. Ik voel me een waardeloze moeder. Welke signalen heb ik allemaal gemist? Hoe heeft het toch zover kunnen komen?
Gelukkig mag ze wat innemen om beter te kunnen slapen. Ze vraagt zelf of we alle scherpe dingen van haar kamer willen halen. We verstoppen het bovenop een kast. De volgende dag kan ik de antidepressiva ophalen bij de apotheek. Of dit effect heeft, weten we pas over een paar weken. We hopen op een wonder.
Ondertussen hebben we contact met een hele aardige praktijkondersteuner. Zij verwijst dochter naar de GGZ. ADHD en depressie gaan vaak samen en alleen pilletjes zijn in dit geval niet genoeg. Ze zal er ook aan moeten werken. En dat wil ze ook. Helaas is er een lange wachtlijst. Waarschijnlijk is ze pas over drie maanden aan de beurt.
Vandaag is het precies drie weken geleden. We praten samen veel. De medicatie haalt de scherpe randjes er een beetje af. Zoveel als ik kan, haal ik haar weg uit haar kamer en neem ik haar mee op pad. Afleiding zoeken en bezig zijn. Alles om haar nare gedachten te stoppen, met haar mee te vechten en te zoeken naar een klein beetje licht aan het einde van de tunnel.