Wie kent de beteuterde uitspraak ‘Zij zijn groot en ik is klein en dat is niet eerlijk, o nee!’ van Calimero eigenlijk niet? Met deze uitspraak eindigde zo’n beetje iedere aflevering van Calimero, dé tekenfilmserie uit de jaren zeventig. Het piepkleine zwarte kuikentje vatte met deze opmerking in één eierdop samen hoe onrechtvaardig de wereld eigenlijk in elkaar steekt.
In het mensbeeld van Calimero krijgen de kleine mensen altijd van alles de schuld, terwijl het de grote mensen zijn die de fouten maken. En omdat ik me stiekem ook weleens zo voel lijk ik soms wel een beetje op Calimero. Niet alleen omdat ik werkelijk klein ben, maar vooral omdat in mijn leven nooit iets vanzelfsprekend lijkt te gaan. Of beter gezegd: omdat bij mij zo ongeveer alles misgaat, ik dat op die momenten vreselijk onrechtvaardig vind en ik me, net als Calimero, dan ook hopeloos ellendig en zielig voel. Want: ‘wat denken ze wel?’
Vorig weekend overkwam het me het weer. We hadden twee weken hard gewerkt om de bovenverdieping te sausen. En precies op het moment dat we eindelijk konden opruimen en inrichten kwamen er straaltjes water uit het plafond in de keuken. Met lede ogen zagen we het aan. Vast een kitnaad in de badkamer, dachten we nog. Maar toen ik een uur later op zolder ging kijken trof ik een zwembad aan. Er was een kraantje in de ketel geknapt en het water was dwars door alle pas gesauste plafonnetjes en muurtjes gegaan. Wat een bende.
Het liefste wilde ik me voor onbepaalde tijd verstoppen in mijn eierdop, maar gelet op de ernst van de situatie had ik geen tijd om verstoppertje te spelen. Dus maakte ik terneergeslagen de zolder droog, terwijl manlief contact opnam met het installatiebedrijf om te vertellen dat ons huis was overstroomd. Dat was een beetje overdreven, maar anders kwam er natuurlijk niemand. De dienstdoende verwarmingsmonteur was gelukkig snel ter plaatse en deed verwoede pogingen om de ketel te reanimeren. Tevergeefs, want de ketel kwam met geen mogelijkheid meer tot leven. Die was verzopen. Dus daar zaten we dan. Samen met twee kinderen bij een geleend noodkacheltje in de keuken. Met een werkend koffieapparaat en een werkende wasmachine, dat wel, maar zonder verwarming en zonder warme douche. En dat twee dagen lang.
Er gebeuren bij mij trouwens regelmatig van die vreemde dingen. Dingen die echt anders gaan dan bij ‘normale’ mensen. Dat zijn momenten waarbij ik het liefst een lange winterslaap zou willen houden of onder een steen zou willen kruipen. Zo stak er eens plotseling een paaltje over op de weg en zat mijn auto volledig in de prak. En in mijn eerlijkheid meldde ik het bij de politie en mocht ik het paaltje ook nog betalen. Op een ander moment vergat ik de hellingproef toen ik in een drukke parkeergarage naar boven wilde rijden. Hierop ging mijn auto niet vooruit, maar achteruit. Of die keer dat ik de handrem niet had gebruikt toen ik op visite ging, ik uit het raam keek en ik mijn auto zomaar midden op een drukke weg zag staan.
Het is eigenlijk een groot wonder dat bepaalde dingen bij mij meestal toch nog redelijk goed aflopen. En de missers bezorgen me wel eens een Calimerocomplex, maar ik kan er achteraf over het algemeen gelukkig meestal wel om lachen. Relativeren heet dat. Dan ben ik eigenlijk best blij met mijn Calimero-uiterlijk en mijn Calimeromensbeeld. Want ondanks dat er heel veel dingen fout lopen in mijn leven, kan ik vanuit mijn Calimeropositie ook lekker bouwen aan een rechtvaardige wereld. En als ik ergens goed in ben is het dát.